Mao verklaarde natuur de oorlog | Historianet.nl

2022-09-04 14:46:21 By : Mr. Sammy Lin

Ontbossing, grote dammen in rivieren en massale vogelsterfte – volgens Mao moest de natuur plaatsmaken voor het communisme. Zijn doel was om China in recordtijd te industrialiseren. Met rampzalige gevolgen.

Ontbossing, grote dammen in rivieren en massale vogelsterfte – volgens Mao moest de natuur plaatsmaken voor het communisme. Zijn doel was om China in recordtijd te industrialiseren. Met rampzalige gevolgen.

Boven op de 50 meter hoge dam vechten Chinese arbeiders voor hun leven, en dat van miljoenen anderen. Het is 8 augustus 1975 en de Chinese provincie Henan wordt getroffen door de zwaarste tropische storm in de geschiedenis. De regendruppels zijn zo zwaar dat vogels dood uit de lucht vallen.

Het regenwater stroomt massaal naar de rivier de Ru en wordt opgevangen door de Banqiaodam. Tegen middernacht overstroomt de dam.

In het holst van de nacht proberen de arbeiders wanhopig de dam met zandzakken te versterken. Iets na 1.00 uur houdt het op met regenen en komen de sterren weer tevoorschijn.

Maar het is al te laat. Door de druk van de gigantische watermassa begeeft de dam het.

‘Het klonk alsof de hemel instortte en de aarde kraakte,’ vertelt een overlevende.

Meer dan 700 miljoen m3 water – gelijk aan ongeveer 280.000 Olympische zwembaden – komt in één keer vrij. Een tien meter hoge en soms wel 11 kilometer brede vloedgolf raast door de vallei achter de dam.

De tsunami heeft een snelheid van 50 km/h en maakt het eerste dorp, Daowencheng, met zijn 9600 inwoners met de grond gelijk. Net als alle andere dorpen binnen een afstand van 50 kilometer.

De dambreuk in Henan en de daaropvolgende epidemieën kosten uiteindelijk een kwart miljoen mensen het leven.

De Banqiaodam werd in het begin van de jaren 1950 gebouwd met hulp van de Sovjet-Unie, maar begaf het toen de regio getroffen werd door een tropische storm.

In de jaren 1970 werd de doorbraak van de Banqiaodam toegeschreven aan de hevige tropische storm. Maar zo simpel is het niet.

De ramp was vooral het gevolg van het feit dat de Chinese leider Mao Zedong de oorlog had verklaard aan de natuur nadat hij in 1949 aan de macht was gekomen.

‘De mens moet de natuur overwinnen,’ was zijn slogan.

Het gevolg van Mao’s beleid was een reeks door de mens veroorzaakte rampen die zijn weerga niet kent, hele regio’s verwoestte en wel 55 miljoen levens kostte.

De Banqiaodam was een van de talloze dammen die in het begin van de jaren 1950 in China werden gebouwd. Ze moesten grote waterreservoirs creëren voor de irrigatie van akkers, overstromingen voorkomen en landbouwgrond vrij maken. Daarnaast konden ze gebruikt worden om elektriciteit op te wekken.

Mao zag stuwdammen dan ook als de ruggengraat van de ontwikkeling van China, dat na meer dan 20 jaar oorlog hopeloos achterliep op de geïndustrialiseerde wereld. De dammen waren onderdeel van een groot plan om China in sneltreinvaart te moderniseren.

Propagandaposters lieten de Chinezen zien hoe ze, door de natuur te temmen, werkten aan een toekomst met voldoende voedsel en een massale industrie.

In die tijd telde China 550 miljoen inwoners, van wie de meerderheid in armoede en hongersnood leefde. Minder dan een tiende van het landoppervlak was geschikt voor de landbouw en industrie bestond niet of nauwelijks.

Daarom besloot Mao dat de landbouw en industrie razendsnel – en tegelijkertijd – moesten worden uitgebreid. Zonder rekening te houden met de natuur. De aarde met haar rivieren, bergen en dieren moest in dienst staan van de mens.

Zijn plan – de Grote Sprong Voorwaarts – werd in 1958 gelanceerd om de industriële en voedselproductie te verveelvoudigen. De hele bevolking werd voor dit doel gemobiliseerd.

Alle landbouwgebieden werden gecollectiviseerd en ingedeeld in 26.000 zogenoemde volkscommunes. Die bestonden meestal uit tien dorpen die vooral veel voedsel moesten produceren, zodat zo veel mogelijk boeren konden worden ingezet om de Chinese industrie op te bouwen.

Voor deze omslag moest de natuur van China ingrijpend veranderen, want niets mocht de vooruitgang in de weg staan.

Voordat de communisten aan de macht kwamen, bepaalde de Chinese filosofie dat mensen en de natuur in harmonie moesten samenleven. Daar maakte Mao een einde aan. Hij wilde China namelijk zelfvoorzienend maken.

Vanaf het begin van de jaren 1950 werden de grootste rivieren van China ingedamd. Het natuurlijke leefgebied van veel dieren werd verwoest en een derde van de zoetwatervissen in China raakte met uitsterven bedreigd. In 2020 had het land meer dan 98.000 dammen.

Al tijdens de keizerlijke periode was maar liefst 290 miljoen hectare aan Chinees bos verdwenen – ongeveer 70 keer het oppervlak van Nederland. Slechts 5 procent van het land was bebost.

Toen Mao aan de macht kwam, was China dan ook een van de landen met het minste aantal bomen per inwoner. Toch waren er begin jaren 1950 in het enorme land nog gebieden met relatief ongerepte bossen. Maar daar bracht Mao’s beleid verandering in.

Om aan de productie-eisen van het regime te voldoen, werden grote stukken bos gekapt onder het motto ‘het bos is van het volk’. Een leger aan Chinese boeren, arbeiders en intellectuelen trok naar het platteland om bomen te kappen op berghellingen en in moerassen, die vaak totaal ongeschikt waren als landbouwgrond.

Om de Chinese landbouw te stimuleren, werden grote gebieden ontgonnen en veranderd in akkers.

Nog noodlottiger voor de bossen was Mao’s wens dat China meer staal zou gaan produceren dan de geïndustrialiseerde landen. In 1957 maakte China slechts 5 miljoen ton staal, wat Mao binnen vier jaar wilde opschroeven naar 100 miljoen ton. Dan zou China de VS en Sovjet-Unie voorbijstreven.

Alle communes werden daarom verplicht om hoogovens te bouwen voor staalproductie. De ongeveer 600.000 ovens hadden enorme hoeveelheden brandstof nodig, terwijl er in sommige regio’s bijna geen steenkool te vinden was. Een astronomisch aantal bomen werd gekapt om de primitieve hoogovens van klei en baksteen te voeden.

Het is onmogelijk de ijzer- en staalproductie tijdens de Grote Sprong Voorwaarts exact te becijferen. Communes die de productiedoelstellingen van het regime niet haalden, werden gestraft. Daarom gaven ze valse cijfers op. Uit wanhoop werd nuttig landbouw- en keukengereedschap omgesmolten, om maar aan de eisen te voldoen.

Het resultaat? Ruwijzer van betreurenswaardige kwaliteit omdat de hoogoventemperatuur veel te laag was. Maar de natuur kreeg de hardste klappen.

Om Mao’s productiedoelstellingen te halen, smolten de Chinezen ook keukengerei om.

De Chinese ontbossing voor de landbouw en staalproductie kreeg rampzalige gevolgen. In sommige delen van het land leidde de houtkap tot zandstormen. De landschappen verwoestijnden, waardoor nieuwe en oude landbouwgrond onbruikbaar werd.

Op andere plekken moesten de oerbossen het ontgelden. Door de ontbossing verdwenen talloze bomen, die met hun complexe wortelstelsel de vruchtbare bodem beschermden en vasthielden.

Tijdens het regenseizoen werd de grond weggespoeld naar meren en rivieren, die troebel en modderig werden. De habitat van veel dieren, vissen en mensen werd verwoest.

Andere bossen werden platgebrand om akkerland te creëren – zonder rekening te houden met de dieren die er leefden. De populaties liepen terug en zeldzame diersoorten werden met uitsterven bedreigd.

De ontbossing in China had rampzalige gevolgen voor de olifantenpopulatie. In 1976 waren er nog maar zo’n 150 wilde olifanten in heel China.

Niemand weet hoeveel bossen er gekapt werden. Tegenwoordig is de schatting zo’n 10 procent, maar in sommige provincies verdween 80 procent van de bossen – inclusief alle dieren.

Maar dat hield Mao niet tegen. Hij had een nieuwe vijand op het oog: de vogels.

In 1958 en 1959 verklaarde de partij de oorlog aan de ‘vier plagen’ van China.

Ratten, vliegen en muggen verspreiden ziekten en moesten daarom worden uitgeroeid. Daarnaast wees Mao een nieuwe vijand aan die zijn plannen in gevaar zou brengen: de mus.

Volgens Mao aten mussen het graan en de rijst die de boeren van China produceerden op. Er werd dan ook een massale campagne tegen deze vogels op touw gezet.

Volgens een boek over het leven tijdens de Grote Sprong Voorwaarts moesten alle Chinezen vanaf vijf jaar meedoen:

‘Ze moesten naar buiten gaan met steelpannen, wokken en teilen, er met lepels of gereedschap op slaan en zo veel mogelijk lawaai maken. Alle kleine vogels moesten worden uitgeroeid, was het bevel.’

Volgens de auteur fladderden de mussen steeds weg vanwege het lawaai. Uiteindelijk raakten ze zo uitgeput dat ze letterlijk dood uit de lucht vielen.

‘Onze hele school ging op mussenjacht. We bouwden ladders om hun nesten weg te halen, en we sloegen op gongs als ze ’s avonds naar hun nest kwamen om te rusten. Pas jaren later ontdekten we dat mussen eigenlijk heel nuttige dieren zijn. In die tijd wisten we alleen dat ze graan stalen,’ vertelt een scholier uit de provincie Sichuan.

De dode mussen werden geteld en gewogen. Ze werden aan touwtjes geregen en opgehangen in de dorpen.

Niemand weet hoeveel mussen er gedood zijn. De cijfers variëren van een paar honderd miljoen tot een miljard. De jacht was een succes, maar de gevolgen waren rampzalig.

Naast het graan aten de mussen namelijk ook insecten, die nu vrij spel kregen. Zonder natuurlijke vijand kon het ongedierte zich uitleven op de oogst, waardoor de opbrengst afnam en hongersnood uitbrak.

Vervolgens importeerde China in allerijl zo’n 200.000 mussen uit de Sovjet-Unie en Canada om de populatie weer op peil te krijgen.

In de Chinese volkscommunes werkte en at iedereen samen – als er voldoende voedsel was.

Door de toenemende voedselbehoefte moesten Chinese planologen nog meer opbrengst persen uit de bestaande landbouwgrond. De communes kregen de opdracht om irrigatiesystemen aan te leggen, zodat de velden dichter konden worden beplant.

In recordtijd werden er in heel China dammen, waterreservoirs en irrigatiesystemen aangelegd. De bouw ging echter zo snel dat de kwaliteit twijfelachtig was. Grote landbouwgebieden overstroomden en werden vernietigd. En zo’n tien jaar later stortten honderden dammen in, waaronder die van Banqiao – en daar bleef het niet bij. Volgens het Chinese ministerie van Watervoorraden zijn tussen 1951 en 2011 3515 stuwmeren en dammen ingestort. Vooral die uit Mao’s tijd.

Overal in China werden enorme dammen gebouwd, zonder rekening te houden met de dieren die er leefden.

Om een grotere oogst te garanderen, eiste Mao dat elk veld efficiënter werd benut – met meer planten op dezelfde oppervlakte. Het resultaat stond al vast: planten kunnen niet groeien als ze te dicht op elkaar staan.

Om de oogst te redden, gebruikten de boeren grote hoeveelheden kunstmest. Maar dat hielp niet. De planten stierven en de oogst mislukte. Meren en rivieren raakten vervuild door de bemesting, wat weer leidde tot massale vissterfte.

De propaganda repte met geen woord over de problemen. Er werden astronomische cijfers gepubliceerd over de jaarlijkse oogst. De afstand tussen het regime en de werkelijkheid leek onoverbrugbaar.

De Chinese bevolking leed honger en de natuur werd verwoest. Tijdens een bijeenkomst van de communistische partij in de zomer van 1959 werd er voorzichtig kritiek op het beleid geuit.

In een brief aan Mao wees de Chinese minister van Defensie op de hoge kosten van de Grote Sprong Voorwaarts. De brief werd tijdens de vergadering besproken. Mao negeerde de kritiek en de minister van Defensie werd op staande voet ontslagen.

Mao beloonde gezinnen met veel kinderen. Later werd het eenkindbeleid ingevoerd. China heeft momenteel 1,4 miljard inwoners.

China voert al jarenlang een bevolkingspolitiek. Soms wordt de groei verhoogd, soms juist afgeremd. Voor Mao was een grote bevolking een doel op zich.

Van oudsher kregen de meeste gezinnen in China veel kinderen, simpelweg omdat die later hun ouders moesten verzorgen. Maar na de revolutie van 1949 en het uitroepen van de Volksrepubliek China groeide de bevolking zo snel dat de communistische partij bang was dat het land de bevolking niet kon voeden.

Daarom werd besloten om de bevolkingsgroei af te remmen. Er werd een campagne gelanceerd om het gebruik van voorbehoedsmiddelen te stimuleren. Maar voordat die effect kon hebben, werd ze afgeblazen door Mao, die onder het motto ‘hoe meer, hoe beter, hoe korter de weg naar het communisme’ gezinnen juist aanspoorde om veel kinderen te krijgen.

Ouders met meer dan vier kinderen kregen een beloning, waardoor de bevolking explosief toenam. Al in 1954 telde het land 600 miljoen inwoners. Vier jaar later waren er bijna 650 miljoen Chinezen. In 1964 waren het er 700 miljoen en aan het begin van de jaren 1970 telde China ruim 800 miljoen inwoners.

Nadat Deng Xiaoping in 1978 aan de macht kwam, werd besloten dat de bevolkingsgroei in China drastisch moest worden afgeremd. De oplossing was het onlangs afgeschafte eenkindbeleid.

Voor de meeste Chinezen, in de stad en op het platteland, was de periode voor en tijdens de Grote Sprong Voorwaarts een lijdensweg. De repressies van de overheid, dwangarbeid en hongersnood eisten talloze slachtoffers. De grootste verliezers waren ouderen en kinderen.

Xianfeng Wang, die nu in Denemarken woont, beschrijft zijn ervaringen tijdens de Grote Sprong Voorwaarts als volgt: ‘Ik wist niet wat lijden was tot de grote hongersnood die zich over China verspreidde en de hele bevolking trof (...). De honger teisterde ons dag in dag uit.’

Experts denken dat het wanbeleid van Mao ongeveer 55 miljoen Chinezen het leven heeft gekost.

De Grote Sprong Voorwaarts was niet alleen rampzalig voor de natuur. Miljoenen Chinezen stierven van de honger toen de oogst mislukte.

Door alle rampen werd Mao politiek gezien op een zijspoor gezet. Hij behield formeel zijn functies en titel als voorzitter, terwijl de pragmatische Deng Xiaoping de rommel moest opruimen. Mao heroverde zijn machtspositie pas tijdens de Culturele Revolutie van 1966-1976.

Maar ook Deng had geen enkel respect voor de natuur, en de rampen bleven zich opstapelen. Vanaf de jaren 1970 werd duidelijk dat de industrie enorme smogproblemen veroorzaakte. En door het verontreinigde afvalwater van huishoudens en de industrie raakten meren en rivieren ernstig vervuild met talloze giftige stoffen. Op veel plekken verdween al het dierenleven.

Pas in de jaren 1970 ontstonden de eerste discussies binnen de communistische partij over de erbarmelijke toestand van de Chinese natuur. Vanwege deze nieuwe bezorgdheid over het milieu werden er plannen gemaakt voor een milieuwet. Maar pas na Mao’s dood in 1976 kreeg China een ministerie van Milieu.

Judith Shapiro: Mao’s War Against Nature, Cambridge University Press, 2001

Frank Dikötter: Mao’s massamoord, Spectrum, 2012

Bonnier Publications International AS Postboks 543 1411 Kolbotn Norge Org. 977041066

Ja, ik ontvang graag de nieuwsbrief van Historia met inspirerende artikelen en reclame voor Historia per mail. Lees verder